|
||||||||
|
De groep die we vandaag Los Ruphay noemen, heette oorspronkelijk gewoon Rupay en werd in 1968 opgericht door Mario Guttiérrez, een bepaald visionaire artiest, die decennia vooruit was op zijn tijd. Dat behoeft een beetje uitleg. Rupay is het prototype van de Boliviaanse band en wie Bolivia zegt, zegt in één moeite dat we het hebben over een onherbergzaam land, heel hoog in de Andes gelegen en dus heel ver verwijderd van de wereld, die we gemeenzaam “ontwikkeld” of “beschaafd noemen. Dat zijn natuurlijk omschrijvingen, die vanuit puur Westers perspectief gegeven worden en die er van uitgaan dat het Westen, en meer bepaald de Oude Wereld, ofte Europa, de kern van de beschaving vormen. Met dat idee kon Guttiérrez maar moeilijk overweg: hij vond namelijk dat ook zijn land en de volkeren die er leven, best wel wat te bieden hadden aan de rest van de wereld en de eigen muziek leek hem het gepaste vehikel om zijn stellingnames over de wereld uit te dragen en zo kwam het dat reeds in het midden van de seventies van vorige eeuw, de hele troep een eerste tournée in Europa ondernam en daar volgde eigenlijk flink wat succes, met als direct gevolg dat Europa de Boliviaanse muziek leerde kennen -met zelfs heel wat spin-off bands van veel mindere kwaliteit, die je vanaf die tijd in de straten van de grote Europese steden kon tegenkomen. Vandaag zijn we zo ver, dat haast iedereen, die een beetje met volksmuziek van over de hele wereld bezig is, zich onmiddellijk een Boliviaans orkest kan voorstellen: fluiten in alle maten en gewichten, grote trommen, kleine en grote snaarinstrumenten,Gitaren en charango’s, bijzondere dansjes en kleurrijke kleren. Dat zijn zowat de ingrediënten, waarmee Guttiérez toen al aan de slag ging en die door zijn muzikale erfgenamen -hun naam werd Los Ruphay na het overlijden van de stichter in Antwerpen, een week na een gesmaakt concert daar- haast zonder onderbreking verder de basis blijven voor hun muziek. Als ik vermeldde dat Guttiérez een visionair man was, kan ik dat staven met voorbeelden uit het intussen ruim twintig platen tellende oeuvre: er was inname van politieke standpunten, waarbij vooral de erkenning van de verschillende bevolkingsgroepen en hun culturele erfgoed voorop stonden, hij koos ook altijd voor de kleine man en werkte mee aan de nog steeds niet voltooide ontvoogding van de werkende klasse. Ook op het gebied van milieu en natuur nam de band steevast progressieve standpunten in en deze nieuwe plaat -deels hedendaags werk en dus van de hand van Guttiérez, deels herwerkingen van oudere nummers, deels in de studio opgenomen, maar ook deels live in de seventies in Annecy, Frankrijk- is daar een uitvloeisel van. Waar wij steevast ons jaar in vier seizoenen onderverdelen en de Andes-volkeren rekenen in droge en regenseizoenen, voegt de band daar op deze plaat het “koude” seizoen aan toe, zoals de lokale Aymara-bevolking dat al eeuwenlang doet. De klimaatveranderingen maken dat Bolivië, sowieso één van de meest bio-diverse landen ter wereld, stilaan de gevolgen begint te merken van wat wij hier in het Westen aan het uitvreten zijn. De gletsjers smelten in recordtempo, wat de watervoorraden in géén tijd tot dramatische lage standen herleidt, met als gevolg dat de veeboeren alle moeite van de wereld hebben om hun kuddes van water te voorzien. Daar bovenop komt de Thaya Pacha, het al genoemde koude seizoen, dat gezien wordt als een straf vanwege Moeder Aarde, die boos is omdat de mens al te veel van haar neemt: oogsten mislukken meermaals en de mensen worden op die manier verplicht in hun onderhoud te voorzien door het maken van textiel- en breiwerk, zoals de poncho’s en mutsen die we allemaal kennen. Dit is, met andere woorden, een plaat met, naast een muzikale, ook een educatieve doelstelling: Los Rupay wil dat de wereld weet krijgt van de Boliviaanse cultuur en haar problemen. Dat levert een dikke vijftig minuten erg fraaie muziek op, waarbij je, vanaf nu, misschien en hopelijk, enigszins anders gaat kijken en luisteren naar de volkeren die ze maken. Erg aanbevolen, ook voormensen die pas naar de wereld van de muziek komen kijken. (Dani Heyvaert)
|